ZITTEND ZWETEN
Naast ons zat een man. In het vliegtuig. Op weg naar Amerika.
De man las een boek, een dikke pil. Het was een biografie van J.Edgar Hoover, de legendarische ooit-baas van de FBI. Iemand die zo ongeveer het midden hield tussen een pitbull en een politieman.
De man naast me leek wel te passen bij dat boek. Hij had een bijzonder indrukwekkend postuur. Ondertussen las die krachtige man gespannen door. Zó gespannen, dat ik het er benauwd van kreeg. Maar ik niet alleen. Hij ook. Het duurde een tijdje voor ik doorkreeg dat-ie zweette. En niet zo'n beetje.
Het werd zo erg, dat ik dacht iets te moeten doen. Ik begon een gesprek.
Gaandeweg raakte het hek van de dam, en ik, ik raakte verbaasd en ook een beetje geroerd. Verbaasd dat de man me kende in zijn beroep, geroerd omdat de man me bekende dat hij doodsbang was. Om te vliegen.
Vliegen? Eng?!
Het leek totaal in strijd met wat je van iemand in zijn functie zou verwachten. De man was een bodyguard, een lijfwacht van een belangrijk Amerikaans persoon. Sterker, van Amerika’s belangrijkste persoon.
'O jee', zei ik, 'dan zult u wel heel vaak vliegen'.
De man keek gekweld en zei: 'Vreselijk vaak'.
'Maar went het dan nooit?', probeerde ik.
'Nooit', zei de bodyguard. Het zweet parelde, op de rand van stromen, en ik vroeg me af of zijn wapens ooit te nat zouden kunnen worden.
De man, waarvan je zou denken dat hij het best van iedereen gewapend zou zijn tegen wat dan ook, angsten inclusief, juist die man had het moeilijk. Héél moeilijk. Hij was gewend alle situaties, álles in de hand te hebben, maar in het vliegtuig moest hij dat overlaten aan een ander. Hij kon er niet tegen.
*
© 1996 Joost Overhoff